Het onbewezen nut van de AED
Het hoekhuis op een steenworp afstand heeft sinds kort een AED aan de gevel hangen. Een draagbaar apparaat dat via een elektrische schok het hartritme weer kan herstellen bij een hartstilstand. Ik vraag me hardop af op deze automatische externe defibrillator mensenlevens gaat redden en neem mezelf voor diezelfde avond een goed antwoord te vinden. Nu, een dag later, besef ik dat deze AED waarschijnlijk zelden een mensenleven gaat redden. En toch ga ik me aanmelden als burgerhulpverlener en laat de feiten voor wat ze zijn. Ratio speelt namelijk nauwelijks een rol om een AED aan je gevel te hangen of om er een te gebruiken.
Eerst de feiten. Jaarlijks krijgen zo’n 17.000 Nederlanders een hartaanval. Circa 8.000 worden gereanimeerd met behulp van een AED. Als dat binnen zes minuten gebeurt, is de overlevingskans zo’n 50 tot 70%. Dus als je er op tijd bent en hartmassage of een AED toepast, kun je per jaar 4.000 tot 5.500 mensenlevens redden. In de huidige praktijk overleeft echter zo’n 10%, oftewel 1.700 tot 2.000 Nederlanders.
Het duurt gemiddeld zo’n acht tot tien minuten voordat een ambulance ter plekke is. Een ambulance is dus bijna altijd te laat, zodat het slachtoffer het moet hebben van alerte omstanders. In ongeveer de helft van alle gevallen zijn er omstanders, die gelukkig koelbloedig genoeg zijn om 112 te bellen. Dan gebeurt er iets unieks. Iets wat op deze aardbol alleen in dit kouwe kikkerlandje plaatsvindt en waar je Trots met een grote hoofdletter T op mag zijn!
Zodra 112 is gebeld stuurt het reanimatie-oproepsysteem HartslagNu direct meerdere burgerhulpverleners uit de buurt om het slachtoffer te helpen. Deze hulpverleners krijgen via hun mobieltje een oproep én ze weten waar de dichtstbijzijnde AED staat. De AED kan op afstand ontgrendeld worden of de burgerhulpverlener krijgt tegelijk de pincode toegestuurd. De kans dat een burgerhulpverlener binnen de cruciale zes minuten ter plaatse is groot, ook omdat er meerdere worden opgeroepen. Cijfers hierover ontbreken vaak, probeer ze ook maar eens geregistreerd te krijgen. Heldenverhalen zijn er gelukkig genoeg, kijk maar eens op www.hartstichting.nl.
Nog meer feiten: in Nederland zijn er zo’n geregistreerde 25.000 AED’s en 240.000 burgerhulpverleners. Weliswaar fors meer dan er jaarlijks aan reanimaties nodig zijn, maar het zijn er nog lang niet genoeg. Opvallend genoeg zijn er in de grote steden vaak te weinig AED’s en hulpverleners.
Vergeleken met onze zuiderburen hebben we aanzienlijk meer AED’s en – zoals ze in Vlaanderen heten – lekenhulpverleners. Hetzelfde geldt voor Duitsland of ieder ander willekeurig land. Een bijzonder knappe en onderbelichte prestatie. De beste verklaring die ik hiervoor kan bedanken is samen te vatten met ‘wellevendheid’. Wij Nederlanders, mogen dan wat af mopperen, maar als puntje bij paaltje komt zijn we een zorgzaam volk dat meestal best wel goed op elkaar let.
Uitzonderingen zijn er natuurlijk altijd, zoals die hele kleine minderheid die ambulancepersoneel verhinderd hun werk te doen, soms zelfs aanvalt.
Hier tegenover staan de barmhartige burgersamaritanen van Nederland. De stille kracht die burgerhulpverlener heet en die jaarlijks daadwerkelijk mensenlevens weet te redden.
De volgende avond loop ik weer langs het hoekhuis. In mijn hoofd maak ik een sommetje over de risicogroep die zich gedurende de levensduur van de AED in zijn nabijheid bevindt en een hartaanval krijgt. Met moeite kom ik uit op 1, misschien 3 mensen. Aan de overkant van de straat loopt een jonge moeder achter een kinderwagen. Ze doet me denken aan Claudia, het meisje wier leven naar eigen zeggen door mijn vader is gered. In 1980, toen er nog geen mobieltjes, landelijk alarmnummer of AED´s waren, zag mijn vader hoe ´s ochtends vroeg een achtjarig meisje werd geschept door een auto. De klap was enorm en het op de grond gesmeten bewusteloze meisje leek er slecht aan toe.
Mijn vader aarzelde geen moment en sprintte naar een huis vijftig meter verderop. Daar woonde een neurochirurg die gelukkig zelf open deed en onmiddellijk met zijn dokterstas naar het meisje snelde. Ruim binnen de levensreddende zes minuten. Zonder de technische hulpmiddelen die we nu hebben. Maar wel met het gezonde verstand dat mijn vader de mensen in zijn buurt kende. Noaburschap of nabuurschap avant la lettre, waar ze vandaag de dag in het oosten van het land oprecht trots op zijn.
Ik besef dat het noaburschap in mijn buurt niet aan de hoge kant scoort. Als er nu op dit moment op deze plek iemand een hartaanval krijgt is het noaburschap gedigitaliseerd en geformaliseerd. Met als geruststellende gedachte dat er waarschijnlijk minstens twee burgerhulpverleners de AED verderop activeren en hun uiterste best doen om het slachtoffer te redden.
Ik staar de jonge moeder na en denk aan de volwassen Claudia die eind jaren negentig in het winkelcentrum mijn vader en mij met een brede glimlach groette en tegen haar twee kinderen zei: ‘Kijk, die meneer heeft mama´s leven gered.´ Mijn vader had zelden zo trots gekeken.
Ik werp weer een blik op de AED aan de muur. Cijfers zijn in dit geval bijna zinloos. Weg met de statistieken, weg met die kosten-batenanalyses. We komen hier in Nederland nog minstens 2.000 AED’s terug om alle blinde vlekken te dekken. Wereldwijde koploper of niet.
Zodra de pandemie echt voorbij is, volg ik die EHBO-cursus. Een persoonlijke erekwestie, en ook een teken dat we al met al in een wellevend land wonen. En daar mogen we best wel vaker bij stilstaan. Toch?
René Pennings
Mei 2021
Geraadpleegde literatuur (o.a.):
· NRC, 6 juli 2020, ‘Nog-ruim-3-500-aeds-nodig-in-nederland’
· NRC, 4 maart 2019, ‘Forse toename hulpverlening bij hartstilstand’